Artikeltje: “Goed naoberschap bij het Teeselinkven”

Het onderstaande stuk schreef ik voor Geldersch Landschap en Geldersche Kasteelen. Aangeboden aan de lokale kranten.

Als ik aan kom rijden, zou ik niet zeggen dat ik een van de kwetsbaardere natuurgebieden in de Achterhoek nader. Het Teeselinkven ligt laag in het landschap, midden tussen de landbouwgronden. Daarom is het goed dat de beheerder, Stichting Het Gelders Landschap en Gelderse Kasteelen, hier goede buren heeft.

Boomkikker - Foto: Bas Kers. CC - by-nc-sa

Kluun
Het Teeselinkven bestaat uit bos, natte heide en natuurlijk de vennen waaraan het zijn naam dankt. “Het bos en de heide zijn restanten van hoe het hier vroeger was”, zegt boswachter Jan Naaldenberg. Op een kaart van 1870 is het nog een ruig gebied met hakhout en natte heide. Het ven is pas na die tijd ontstaan door het winnen van kluun: een zwarte turf van gedroogde humusrijke modder gemengd met struikheide. “Het is altijd een gebied geweest dat we heel extensief beheerden. In het bos achter het ven hebben we al 40 jaar nauwelijks ingegrepen.”

Smaragd
Het is onder andere de boomkikker die het ven zo waardevol maakt. Dit zeldzame smaragdkleurige diertje is zo groot als een duim, maar wel luidruchtig: op mooie zomeravonden is de sfeervolle lokroep van de mannetjes van verre te horen. Het Teeselinkven is een schakel van een ketting van gebiedjes waarin de boomkikker leeft. Mede omdat GLGK en andere natuurbeheerders in de streek hun beheer voor dit dier afstemmen, is de Achterhoek een van de bolwerken van deze bijzondere kikker.

Sprokkel-miegamp’n
Maar het specifieke beheer is ook gunstig voor de andere zeldzame planten en diersoorten in het Teeselinkven. Het gaat dan om zeldzame en spectaculaire soorten als de gerande oeverspin, die zelfs kleine visjes vangt, en planten met mysterieuze namen als moerassmele, loos blaasjeskruid en gagel. “Omdat het gebied zo waardevol en kwetsbaar is lopen er geen wandelpaden door. We willen het gebied graag laten zien, maar wel met gerichte rondleidingen.” Jan heeft bij elke boom een mooi verhaal. Hij wijst op een omgevallen berk. “Kijk nou, de sprokkelmiegamp’n zijn ook al actief.” Ik, bioloog, kijk blijkbaar wat dom: “Ha, dat is dialect voor de rode bosmier. Hier hebben ze een nest.” Daarna wijst Jan me op hopen snoeihout aan de rand van gebied. “We laten we deze takkenhopen expres liggen. Er broeden vogeltjes in, maar er kunnen ook muisjes, wezels of hermelijnen in schuilen”.

Goede buren
Om al die soorten te behouden is samenwerking met de buren belangrijk. Dat is duidelijk te zien achterin het gebied: als we over het ven en bruine riet door de bomen kijken, zien we de hoger gelegen akker van de buurman liggen. “Wat daar op het land gebeurt, heeft een directe invloed op het ven. We zijn dan ook blij dat hij een beheerovereenkomst heeft willen sluiten en in de bedrijfsvoering rekening houdt met het ven”. Er wordt al langer goed samengewerkt in de streek. “De boeren hier zijn net zo goed natuurliefhebbers. In de jaren 80 hielpen ze al mee met het herstel van het ven. En dankzij hen hebben we een buffer van extensieve landbouw rond het gebied.”.